Inheemse Amerikanen gebruikten pompoenvlees en pompoenzaden voor de voedselvoorziening. Het bleek dat het gebruik van de zaden goed werkte voor inwendige infecties. Dit leidde er uiteindelijk toe dat de United States Farmacopoeia (Amerikaanse instantie die waakt over de kwaliteit van geneesmiddelen en andere gezondheidszorgproducten die geproduceerd of verkocht worden in de Verenigde Staten) pompoenzaden op de lijst zette en als een officieel medicijn voor parasieteliminatie.
Native Amerikanen gebruikten pompoenpitten ook vaak om een verscheidenheid van nierproblemen te behandelen. Aan het begin van de eeuw gebruikten eclectische artsen pompoenpitten om problemen van de urinewegen en gastritis te behandelen en lintwormen en rondwormen uit de darmen te verwijderen.